Afbeelding
HISTORISCH LEVEN AAN DE VLIET

Woninginbraak opgebiecht bij pastoor

Actueel 555 keer gelezen

Leidschendam - In het verleden speelden de dienaren van de kerk te Veur een rol van betekenis in het alledaagse leven. De pastoor was een manusje-van-alles die als een ware zielenherder de mensen in nood bijstond. Zelfs bij een inbraak in een woning in 1749, waarbij de dader vermoedelijk bekend was, werd de hulp van de geestelijkheid ingeschakeld (aflevering 42).

Door F.J.A.M. van der Helm

Jan Vieveen woonde samen met zijn ongehuwde zus Maria op zijn woning aan het einde van Veur nabij Haagwijk. Hij was een tuinder en verkocht mogelijk zelf zijn groente, waardoor hij veel op pad was. Op een zondag in de herfst van 1749 verliet Maria om acht uur het huis en sloot de woning goed af om naar Den Haag te gaan. Haar broer was daags ervoor naar Amsterdam vertrokken.

Toen ze om vijf uur thuiskwam werd ze aangesproken door buurjongen Cornelis Dirksz van der Kraan, die haar vroeg of ze wellicht geld miste uit haar huis. Nadat ze een rondje had gemaakt door het huis, zei ze tegen de jongen dat haar niets vreemds was opgevallen en dat op het eerste gezicht niets ontbrak. Als haar broer thuis zou komen, zou ze hem vragen te kijken of hij iets miste.

Kist
Ondertussen keek Maria nog wat preciezer en zag ze dat een raam anders was gesloten dan zij het had achtergelaten die ochtend. Bovendien zag ze dat het deksel van een grote houten kist die onder hetzelfde raam stond niet meer gesloten was en er los op lag. Het was een kist van broer Jan, waarvan ze de inhoud niet kende. Ondertussen gonsden door heel Veur geruchten over de mogelijke inbraak bij Vieveen.

Pastoor
Inmiddels was broer Jan terug uit Amsterdam en hij constateerde inderdaad dat er in zijn degelijke kist het nodige aan geld was ontvreemd. Spoedig kwam Leendert Jansz Hilgerom in beeld als mogelijke dader. Bij de familie Vieveen kwam een treurende moeder Hilgersom aan de deur, die smeekte om haar zoon niet aan te geven. Vieveen moest maar zeggen wat hij miste en dan zou moeder Hilgersom het terugbetalen. De vrome Vieveen gaf ten antwoord, dat hij het exacte bedrag niet kende en dat hij verder zweeg als het graf. Mocht de jonge Hilgersom last krijgen van zijn geweten dan moest hij maar naar de pastoor gaan om zijn relaas op te biechten en vervolgens het gestolen geld in een enveloppe aan zijn moeder geven.

Briefje
De volgende zondag ging Vieveen naar moeder Hilgersom om te kijken hoe de zaak ervoor stond. Inderdaad had de jongen bij de pastoor gebiecht en zijn moeder overhandigde Vieveen een opgevouwen papiertje waarin het geld zat. Het bleek om een bedrag te gaan van vijfeneenhalve gulden en Vieveen nam voor zeker aan dat dat het correcte bedrag was, dat de jongen had buitgemaakt. Daarmee was de zaak gesloten.

Reacties naar: helmhuis@ziggo.nl

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant