Het proces verbaal van de inbraak bij arbeider Pieter van der Ploeg.
Het proces verbaal van de inbraak bij arbeider Pieter van der Ploeg.
HISTORISCH LEVEN LANGS DE VLIET

Armoedige dief

Historie 522 keer gelezen

Leidschendam - Wat een ellende geeft een inbraak. Niet alleen dat er al dan niet dierbare spullen zijn gestolen, maar ook dat onprettige gevoel dat er een onbekende in je veiliggewaande huis is geweest. Dat is nu zo, maar ook vroeger.

Door F.J.A.M. van der Helm

In dat kleine dorpje Veur was het goed wonen. Ingeklemd tussen de dam in de Vliet en Voorschoten was er vruchtbare grond waarop de boeren diverse gewassen verbouwden. Rond 1800 woonden er nog geen 800 mensen in het welgelegen tuindersdorp. Veur leek qua grondbewerking meer op Voorschoten dan op het aan de andere kant van de Vliet gelegen Stompwijk, waar de kost verdiend werd met turfsteken.

Naast de tuindersfamilies kwamen we in Veur ook allerlei soorten ambachtslieden tegen van smid tot kruidenier, maar ook eenvoudige arbeiders. Eén zo’n arbeider was de in Noordwijk geboren Pieter van der Ploeg (1764-1827), die gerieflijk in Veur woonde met zijn in Stompwijk geboren echtgenote Gerritje van der Zon (1769-1827) en hun gezin.

Op een dinsdagochtend in oktober 1818 was er in zijn huis ingebroken. Volgens eigen opgave moest het zijn gebeurd tussen 11 en 12 uur toen niemand thuis was. Pieter ging naar burgemeester Coenraad van Eijk (1783-1841) om aangifte te doen en deze meelevende man kwam zelf langs om naar het gebeuren te kijken en de schade op te nemen. Via een raam aan de zijkant van het huis was de dader binnengekomen, waarbij hij het glas-in-loodraam had verbrijzeld. De schade was aanzienlijk, maar erger de gestolen goederen waren hoofdzakelijk gebruiksvoorwerpen, die vervangen moesten worden.

De buit
Wat gelijk opviel was het ontbreken van het beddenlaken dat van bed af was getrokken. Het was nota bene gemerkt als zijn eigendom met zijn initialen P.v.d.P. Ook een simpele neteldoek ontbrak. Uit een ander vertrek had de inbreker het voorzien op een ongevoerde, gebloemde rok opvallend omzoomd van onder met een rouwband en nog een bijpassende schoudermantel alsmede nog meer kledingstukken en beddengoed. Opvallend was het ontbreken van ‘een blauwe boezel (dat is een schort) met een bontstukje erop en een wit bandje in de schuif zijnde van onder losgetarnd’, zoals het lostornen in het oude proces-verbaal werd genoemd. Maar ook de garderobe van de man was geplunderd. Wat te denken van de zwart bommerijne (soort geweven stof) broek en een paar licht nassause kousen van onder en boven met wit. En vervolgens werd het kabinet geplunderd. Daar verdween een zilveren horlogeketting, met een plaatje in het midden met vijf strengen waaraan een ring en een paardje hingen. Opvallend ontbrak ook het roomse missaal, vermoedelijk vanwege de twee zilveren sloten.

Nu had de buurvrouw die ochtend bij de woning een vreemd sujet zien lopen. ‘Een armoedig persoon’ dat onder het venster zat, een bekende Scheveninger die vaker opgepakt was. De burgemeester informeerde de Haagse autoriteiten, waarmee de kous af was.

Reacties naar helmhuis@ziggo.nl.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant