Een kerk vergt onderhoud, zowel voor de buitenkant maar wellicht nog meer voor het interieur.
Een kerk vergt onderhoud, zowel voor de buitenkant maar wellicht nog meer voor het interieur.
HISTORISCH LEVEN AAN DE VLIET

‘Oneerlijke Katholieken’

Actueel 552 keer gelezen

Stompwijk - Dat zijn de beschuldigende woorden uitgesproken door niemand minder dan pastoor Theodorus Stoek (1792-1870), die in 1824 werd benoemd tot pastoor van de Heilige Laurentiusparochie te Stompwijk. De man was Amsterdammer van geboorte en wilde af en toe nogal eens bot voor de dag komen. Zo ook toen er nieuwe stoelen moesten worden besteld voor de kerk. Hij beschikte wel over organisatorische talenten.

Door F.J.A.M. van der Helm

Een kerk vergt onderhoud. Dat geldt zowel voor de buitenkant maar wellicht nog meer voor het interieur. De oude Laurentiuskerk, de voorganger van de huidige die uit 1870 stamt, was niet meer dan een grote schuur. De toren is pas na de Napoleontische tijd in 1819 aan de kerk toegevoegd. Binnen het Godshuis moesten geregeld allerlei restauraties worden uitgevoerd. Luxe kosten voor het marmeriseren van het altaar hoorden daar evengoed bij als het jaarlijks onderhoud aan de ramen en stucwerk.

In 1836 waren de zitstoelen voor de parochianen al eens vervangen door de Haagse firma van de heer Vierling. Dit was geschied met grote tevredenheid van de pastoor. Maar mogelijk was de firma verdwenen. Want toen in 1859 stoelen vervangen moesten worden werd uitgekeken naar een ander bedrijf. Het kerkbestuur ging in zee met het bedrijf van G. van Schie en Co. uit Maassluis. Het bedrijf kreeg de opdracht om maar liefst 108 bruine stoelen te leveren overeenkomstig een modelstoel die ze opgestuurd hadden. De prijs bedroeg 20 gulden per dozijn. Ze werden gemaakt in Megchelen even voorbij ’s-Heerenberg.

Mankementen
Toen de levering kwam werd de partij met groot enthousiasme ontvangen. Geestdriftig gingen helpers aan de gang om de stoelen te vervangen. De vreugde over de stoelen was echter van korte duur. Wat bleek: zeker 20 exemplaren hadden mankementen, die voornamelijk zaten in de nagels die aan de bovenkant verschillend en afwijkend waren ingeslagen. Het kerkbestuur was er niet blij mee en pastoor Stoek nog minder. Hij vond ze slordig gemaakt en kon onmogelijk akkoord gaan met zulk ondeugdelijk materiaal. Hij beval kerkmeester A. van Leeuwen zijn beklag te doen bij Van Schie over de geleverde stoelen. Van Schie op zijn beurt nam de klachten niet voldoende serieus waarop de pastoor de betaling weigerde.

Betalingsherinnering
Pastoor Stoel wilde op zijn minst dat Van Schie zelf langskwam om zijn ondeugdelijke waar te aanschouwen en deze dan ook te vervangen voor goede stoelen. Het werd een heus getouwtrek. De pastoor gaf niet over en Van Schie evenmin. Afwachten dus, vond de pastoor. Hij verwees nog naar de stoelen uit 1836 waarover nooit trammelant was en die keurig werden betaald. Betalingsherinneringen volgden elkaar op. Uiteindelijk kwam er in 1860 schot in de zaak. Kapelaan Smeele wilde dat er alsnog werd betaald om van deze langlopende kwestie af te zijn. De pastoor gaf toestemming om maar van die ‘oneerlijke onsolide katholieke mensen’ af te zijn.

Stuur uw reactie naar helmhuis@ziggo.nl.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant