Burgemeester Coenraad van Eijk (1783-1841), toen nog schout genoemd.
Burgemeester Coenraad van Eijk (1783-1841), toen nog schout genoemd.
HISTORISCH LEVEN AAN DE VLIET

Begroting Veur 1817

Actueel 494 keer gelezen

Leidschendam - Op 1 januari 1812 besloot de Franse bezetter Napoleon, de plaatsen Veur en Stompwijk samen te voegen tot de gemeente Leidschendam. Het huwelijk tussen de plaatsen duurde tot 1817. 

Door: F.J.A.M. van der Helm

De twee dorpen aan weerszijden van de Vliet hadden veel gemeen met elkaar, maar kenden ook veel verschillen. De arme veengrond van het grotere Stompwijk tegenover de rijke zandgrond van Veur zorgde over en weer voor de nodige spanningen. Toen Napoleon moest vertrekken en Nederland bestuurlijk niet meer terugkeerde naar de tijd van vóór 1795, besloot men in 1814 nog enige tijd de gemeente Leidschendam te handhaven. Doch in 1817 kregen beide plaatsen weer hun zelfstandigheid terug.

Burgemeester Coenraad van Eijk (1783-1841), die toen nog schout werd genoemd, ging in 1818 samen met zijn twee wethouders voortvarend aan de slag om een begroting te maken voor het kleine gehucht van 721 inwoners. Veur kende vooral bedrijvigheid bij de dam en verder stonden er her en der boerderijen of enkele landhuizen langs de grote weg naar Leiden.

Batig saldo
De eenvoudige begroting kende meer inkomsten dan uitgaven. Er werd scherp gecalculeerd en het overgebleven bedrag werd doorgeschoven naar het volgende jaar. Zo zien we in 1818 een bedrag van ƒ2.238,54 aan inkomsten, wat voor ruim 700 gulden wordt verkregen door personele belastingen. Aan de uitgavenzijde zien we heel wat meer kosten. Het bedrag is ƒ1501,95. Hetgeen betekent dat er een batig saldo is van ruim 700 gulden. Er werd destijds duidelijk niet meer uitgegeven dan er binnenkwam.

Een dorp als Veur had niet veel nodig in die tijd. Een belangrijke post als onderwijs stond op de begroting voor 100 gulden, het jaarsalaris van de onderwijzer. De leerlingen kregen voornamelijk onderricht in schrijven, lezen en rekenen. Een leerplicht was er niet, dus wanneer de kinderen nodig waren voor het binnenhalen van de oogst, gingen ze niet naar school.

Veiligheid
Voor de openbare veiligheid werd ook geld begroot. Naar de brandweer, die een eigen brandspuit bezat, ging een bedrag van 25 gulden. De spuitgasten kregen geen geld. Het waren vrijwilligers of verplichte oproepkrachten. De brandweer was een openbare zaak, waar de Veurenaren veel respect voor hadden. Evenals voor de politie, die uit één of twee veldwachters bestond. Naast ƒ128,- soldij was ook ƒ9,80 voor kleding gereserveerd.

De bestuurders konden aardig tevreden zijn over hun salaris. In 1818 had de burgemeester 250 gulden voor zichzelf gereserveerd, maar voor volgend jaar rekende hij op 600. Provinciale Staten, die de begroting moest goedkeuren, achtte een jaarwedde van ƒ300,- wel voldoende. De dorpssecretaris ontving ƒ175,-. En uiteindelijk kreeg de vroedvrouw 25 gulden, terwijl ze zichtbaar zo belangrijk was voor Veur. Het inwonertal was enkele jaren later al gestegen naar 740! 

Reacties naar helmhuis@ziggo.nl


Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant