Ansichtkaart Parkweg Voorburg in 1950.
Ansichtkaart Parkweg Voorburg in 1950.
historisch leven langs de vliet

Venten en leuren in crisistijd

Historie 591 keer gelezen

Voorburg - Begin jaren 30 was de onlust onder de Voorburgse middenstanders groot vanwege de vele venters die hun handelswaren langs de deuren sleten. Oneerlijke concurrentie in de ogen van middenstanders, die dure winkelpanden hadden.

Door F.J.A.M. van der Helm

In mei 1931 waren de zeven bloemisten van Voorburg de concurrentie van straatventers meer dan beu. Ze staken de koppen bij elkaar ten huize van P. Vierling aan de Parkweg 247 om een brandbrief te schrijven aan B&W van het toen ongeveer 19.000 inwoners tellende Voorburg. De nood was hoog; het water stond de bloemisten aan de lippen.

Weldra kregen ook andere middenstanders hier  lucht van en verenigd in hun organisatie ‘De Hanze’ voegden zij zich bij de bloemisten. De zaak was duidelijk. De economische malaise zorgde voor minder brood op de plank. Ondertussen probeerden steeds meer lieden een centje bij te verdienen door handel langs de deur te verkopen. De middenstanders, die behept waren met hoge kosten voor hun winkel, beschouwden dit als oneerlijke concurrentie. Zij eisten dat deze straatverkoop gekoppeld werd aan een vergunning waarvoor betaald moest worden. Dit in tegenstelling tot de heersende situatie, waar iedereen zonder problemen een ventvergunning kreeg tegen een symbolisch bedrag.

De Voorburgse middenstanders dachten aan hoge ventleges van één gulden per dag. Het gemeentebestuur had wel begrip voor de middenstanders. Er werd druk heen en weer geschreven en uiteindelijk ook gepraat. De zaak was niet gemakkelijk. In het naburige Den Haag kon iedereen gratis zijn handel slijten. Ook niet-Hagenaars, zoals Voorburgers. In Wassenaar kostte een vergunning 50 cent per dag en in het naburige Rijswijk, was deze weliswaar gratis, doch het beleid was om helemaal geen vergunningen te verstrekken “om ongewenste elementen te weren.”

De politie werd om advies gevraagd. Het was een feit: op de straten van Voorburg werd van alles aan de man gebracht. Niet alleen etenswaar en bloemen, maar ook potten en pannen, schrijfwaar, glas- en aardewerk en nog veel meer. Volgens de politie kon deze straathandel prima in toom worden gehouden mits er voldoende en strikt toezicht op was. Voor het handhaven stelde de politie voor om de vergunning op 25 cent per week vast te stellen.

In september 1932 volgde een definitief standpunt van de gemeente na overleg te hebben gehad met vertegenwoordigers van De Hanze. De gemeente ging harder optreden tegen het illegaal venten. Daarnaast werd het zogenaamde leuren verboden. Dit werd beschouwd als een verkapte vorm van bedelen en was in strijd met de openbare orde. Voorburgers kregen het exclusieve alleenrecht tot het venten van consumptie-ijs om zo de concurrentie met Haagse venters tegen te gaan. Het venten was een eerlijke manier om aan een boterham te komen en een vergunning werd niet belast met hoge leges, zo oordeelde het gemeentebestuur.

Reacties naar helmhuis@ziggo.nl

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant