Het college kwam bijeen in het rechthuis aan de Delftsekade, beter bekend als herberg de Zwaan.
Het college kwam bijeen in het rechthuis aan de Delftsekade, beter bekend als herberg de Zwaan.
HISTORISCH LEVEN AAN DE VLIET

Stompwijk zelfstandig!

Historie 512 keer gelezen

Leidschendam - Na de Napoleontische bezetting bleef Stompwijk tot 1817 nog samen met Veur de gemeente Leidschendam vormen. Op 1 april 1817 werd de gemeente Stompwijk geheel zelfstandig. Een nieuwe tijd brak aan. Dat viel in het begin niet mee!

Het grote dorp Stompwijk, waarvan het achterland zich uitstrekte tot de Veenweg in Nootdorp enerzijds en tot Zoeterwoude anderzijds, had het bestuurlijke centrum aan de Vliet aan de Leidschendam. Aan de ene kant van het water was Veur gelegen en aan de andere zijde heette het Stompwijk. Beide dorpen kregen vanaf 1817 hun eigen bestuur. Was Stompwijk vóór de Napoleontische tijd nog een ambachtsheerlijkheid van Leiden, Veur was als heerlijkheid al dan niet in combinatie met Voorschoten in het bezit geweest van de familie Van Duivenvoorde en hun nazaten.

Het eerste college onder voorzitterschap van burgemeester Albertus Velthuijsen kwam bijeen in het rechthuis aan de Delftsekade, beter bekend als herberg de Zwaan. Wat viel er te beleven op dergelijke zittingen van de heren bestuurders? Stompwijk telde bijna 2.000 inwoners en was daarmee qua inwonertal bijna drie keer zo groot als Veur. Qua grondgebied was Stompwijk maar liefst vijf keer zo groot. Het nieuwe college presenteerde zichzelf als ‘het plaatselijk bestuur van Stompwijk’, zo werd op de eerste vergaderdag besloten. Zegels en stempels met deze naam werden vervaardigd (tegen 5 gulden) om de nieuwe naam uit te dragen. Stompwijk stond op eigen benen en de bewoners hadden een bestuur nieuwe stijl, zoals dat overal in het nieuwe koninkrijk van Willem I gemeengoed was geworden. Nu was het nog geen tijd van bestemmingsplannen, ontheffingen en vergunningen. De raadsvergaderingen konden dan ook één keer per kwartaal gehouden worden om de agenda af te werken. Dat was voldoende.

Er waren een paar zaken die speelden in de Stompwijkse samenleving en die voor een nijpende overlast zorgden. Het eerste jaar zien we als problemen het grote aantal zwervers dat onrust veroorzaakte en nog steeds de aanwezigheid van ‘Fransozen’, achtergebleven Franse soldaten die afgevoerd moesten worden. Van groter zorg was het schoolgebouw. Op de vergadering van 1 juni 1818 kwam dat al uitgebreid aan de orde. Bouw en onderhoud lieten te wensen over. Het dak was in ieder geval niet waterdicht en daarover werd gedebatteerd en inspectie verricht door een in 1817 benoemde commissie. Deze oordeelde dat het zo slecht gebouwd was, dat ze daarover nauwelijks een oordeel durfde te geven. De aannemer gaf metselaar De Ruyter de schuld, die had kalk gebruikt bij het aansmeren van de muren die in de zomerhitte niet voldoende had kunnen drogen. In september zou De Ruyter opnieuw gaan smeren en dan diende het opgelost te zijn. De prijs voor dit smeerwerk bedroeg 145 gulden aan specie en 70 gulden aan overige materialen. De school was belangrijk en het collegebestuur was er trots op deze gewichtige klus te hebben kunnen klaren.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant