Leidschendam met de Petrus en Pauluskerk aan de sluis; ca 1890.
Leidschendam met de Petrus en Pauluskerk aan de sluis; ca 1890.
HISTORISCH LEVEN AAN DE VLIET

Veurse middenstand in 1814

Actueel 941 keer gelezen

Leidschendam - Wat voor winkels en fabrieken konden we in Veur vinden toen Nederland in 1814 onder het Napoleontische juk vandaan kwam? Een blik op een agrarisch dorp, strategisch gelegen aan de drukke Vliet, dat nog geen idee had van een stoommachine.

Door: F.J.A.M. van der Helm

Veur was rond 1814 een agrarisch dorp dat voor de Franse bezetting bestuurd werd vanuit kasteel Duivenvoorde, waar de heren van Veur hun (zomer)residentie hadden. Toen Oranjevorst Willem I het nieuwe staatshoofd werd, kreeg Nederland een nieuwe bestuurlijke indeling, waarbij de heerlijkheden niet meer terugkwamen. Wat voor economische bedrijvigheid treffen we aan in het Veur van die tijd?

Het zal niemand verbazen dat er een bakker was, omdat het dagelijks brood een primaire levensbehoefte was. Maar in Veur waren er maar liefst vier met ieder minimaal één oven. Het waren de belangrijkste personen van het dorp. Bakkers Teunissen en Van Leeuwen hadden zelfs twee ovens. De inwonende knechten kregen gemiddeld 40 gulden per jaar, zo’n 80 cent in de week. Duidelijk minder dan de rietdekker en zeilmaker, die 90 cent ontvingen.

Een slager, melkboer of kruidenier ontbrak. De noodzakelijke spullen werden rechtstreeks bij de boer gekocht. Het dorp kende een kleermaker in de persoon van J. van der Zwan en klompenmaker Gijsbert Verhaar had net het bijltje erbij neergelegd, ofschoon zijn klompen vele jaren dagelijks werden gedragen. Verder waren er twee schoenmakers: Zuidenbosch en Lunenburg, waarvan één met een eigen winkel.

In Veur waren maar liefst twee timmerlieden werkzaam, waarvan Jacob Hogendorp een winkel had. Ofschoon hij twee knechten in dienst had, was er te weinig werk en was het maar de vraag of hij kon overleven. Twee windzaagmolens waren het belangrijkste gereedschap voor de timmerlieden. Daarnaast stond aan de horizon een korenmolen die het graan maalde voor de bakkers van Veur en elders. Aan de Looierslaan was de leerlooierij te vinden van Ghion die ook herberg ‘t Eiland bestierde.

De plaatselijke metselaar had genoeg werk. Hij had vier werklieden in dienst en drie jongens. Hij was hoofdzakelijk in het dorp actief. Over zijn economische vooruitzichten was hij niet enthousiast; hij noemde zijn bestaansmogelijkheden ‘redelijk’. Zijn voornaamste taak was huizen en schuren bouwen. Rietdekker Hekelenburg kon een redelijke snee brood verdienen, mogelijk omdat hij ook rietmatten verkocht.
Aan de Vliet was veel bedrijvigheid te vinden en werd er in tegenstelling tot bovenstaande beroepen vooral gewerkt voor klanten buiten het dorp. Het schip was de wagen van het verleden en de waterwegen, de snelwegen van toen. Scheepmaker Willem van Kan had het druk io zijn werf langs de Vliet evenals de twee zeilmakers, die een goede boterham verdienden.

En zo zou het een halve eeuw blijven. Er veranderde niet veel in het dorp aan de Vliet!

Reacties naar helmhuis@ziggo.nl.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant